26 April 2024
 

Als een droom

Toegevoegd: 20 december 2005

 

Agadez, 30 november 2005

Hôtel Agreboun is een goede keus, allereerst vanwege Ali. Tijdens ons gebruikelijke ontbijtje van een stokbroodje met omelet, liptonthee en natuurlijk voor Marnix een cafè au lait, bespreken we of het misschien toch mogelijk is om met ons kleine budget een trip te maken naar het Aïr gebergte. Ali stelt voor om naar Moussa Touboulou te gaan, een gids die door de LP wordt aanbevolen. Moussa woont in de oude wijk en heeft geheel op Touaregwijze een tent op zijn binnenplaats neergezet. Hij is net weg als we binnenstappen. We schieten onze slippers uit om op de mat plaats te nemen. Dan zwiert Moussa binnen, een kleine oudere man in een indrukwekkende lichtblauwe boubou en witte tulband op zijn kop. Hij sjouwt een grote plastic doos egens vandaan want we moeten foto's zien. Hij doet dit werk al heel wat jaren, want we krijgen zelfs die bruin/gele foto's uit de jaren 70 tegen. Als hij ontdekt dat we Anthony Ham ontmoet hebben, is het helemaal dikke pret. Anthony is zijn grote vriend, dus vanaf nu zijn wij dat ook! Dan vertelt hij over de Aïr, de woestijn en de Touareg. Zijn doorgroefde gezicht wordt jaren jonger en zijn ogen beginnen te glinsteren. Wij zijn om: als we gaan, gaan we met Moussa! Bij het weggaan, hangt hij ons een ketting om onze nek.

Nog vol van de ontmoeting met Moussa, wandelen we met Ali verder door de oude wijk. Of we het museum van Heinrich Barth willen zien? In opperbeste stemming zeggen we dat we dat museum natuurlijk graag willen zien. We betalen de toegangsprijs aan een stokoude, blinde man. Zijn dochter brengt ons over een binnenplaats naar een kamertje. Het kamertje is het museum, propvol gestouwd met bestofte oude spullen die ooit van Heinrich Barth waren. Heinrich was èèn van de eerste ontdekkingsreizigers die Agadez bereikte en bij de opa van de oude, blinde man, onderdak vond. Dat is dan ook direct het meest indrukwekkende aan het museumpje.

We lopen terug naar Agreboun en Ali vertelt ons dat we 's middags de minaret van de stokoude moskee kunnen beklimmen. Klinkt ons goed in de orden. Op de afgesproken tijd staat Ali alweer klaar en ontmoeten we Belli, een Wodaabe. Belli overdondert me helemaal door dit te zeggen: 'Jullie gaan de moskee beklimmen? Ik ben Belli en nodig jullie uit om vanmiddag mee naar  mijn dorp te gaan'. We weten direct dat het goed is en nemen de uitnodiging natuurlijk met beide handen aan. Maar eerst naar de moskee. De sleutel moet ergens vandaan worden gehaald. De imam loopt weg naar links en komt, heel veel later, weer terug vanaf een heel andere kant. Nog zoiets dat vaak gebeurd in Afrika en ik nooit begrijp. Maar dat is een detail. We schoppen onze slippers uit en stappen de moskee in, waarbij ik toch altijd het gevoel heb me op verboden terrein te begeven. Door een soort luik moeten we, al bukkend om ons hoofd niet te stoten, de eerste treden op. Gelukkig kunnen we al snel rechtop lopen. Voor het allerlaatste stukje moet je niet te gezet zijn, want het trappenhuis wordt dan wel heel erg smal. Hier en daar hangen kleine vleermuizen te slapen. Dan kruipen we weer door een gat naar buiten en staan 27 meter hoog verheven over Agadez en omgeving uit te kijken! Geweldig wat een uitzicht. We staan niet geheel ontspannen, omdat de moskee geheel uit leem is opgebouwd en het muurtje van nauwelijks 1 meter hoog wel al erg oud is (1844). Ali en Belli zijn met ons mee naar boven geklommen. Het is dus vrij krap op het plateautje, zo krap dat als er iemand zich omdraait, de rest wel mee moet draaien. Terwijl we onze sandalen en slippers weer bij elkaar zoeken, betalen we de soort 'gift' aan de imam (die gift kent wel een vaste prijs, zoiets als de vaste vrijwillige bijdrage voor de Gereformeerden onder ons).

Om naar Belli's dorp te gaan, komen we praktisch langs de veemarkt. Dus natuurlijk gaan we daar even kijken. Ik ben ondertussen druk in gesprek met Belli.Keuvelend als goede vrienden lopen we achter Ali en Marnix aan. De geur van mest komt ons tegemoet. De veemarkt wordt gedomineerd door Touareg. Overal tulbanden en blauwe boubou's. Ik ben doof voor het handjevol souvenierverkopers die hardnekkig om me heen hangen, want Belli wijst aan: 'Dat is een goede kameel en die daar, met die blauwe ogen, is een hele slechte. Die kunnen namelijk niet goed tegen de zon.' De koeien staan helemaal achteraan en Belli lijkt daar ook meer interesse voor te hebben. De Wodaabes hebben ook voornamelijk koeien, geiten en schapen en soms een beetje kamelen. De Touareg hebben voornamelijk kamelen en weer weinig koeien. De schapen staan een beetje dommig in het midden en overal en nergens kun je geiten zien. Gewone markten zijn in Afrika altijd al kleur- en geurrijk en dus leuk, maar veemarkten vind ik echt super. Een 'neef' van Belli voegt zich bij ons gezelschap (het zijn hier allemaal 'neven' van elkaar, dus wat de echte relatie was, zijn we niet achtergekomen). De laaghangende zon schijnt ons recht in de ogen als we door de wijk in aanbouw lopen en de bush in.Direct buiten de bebouwde kom staan Touareghutten en helemaal achteraan wonen de Wodaabes. Na een klein half uurtje zijn we er. Belli's komt ons begroetten en rolt een mat uit naast de hut. De hut staat vol met vooral keukenspullen; het bed staat buiten. Drie jongentjes rennen rond met woeste punkkoppies. De middelste is op zijn hoede voor die vreemde witten in zijn huis. Belli is al bezig om thee voor ons te maken.En ondertussen praten we en praten we maar door. Het is allang donker geworden, de kilte van de nacht is al voelbaar, maar niemand neemt aanstalten om te vertrekken.We hebben het enorm naar ons zin daar op die mat tussen de Wodaabes. Pas als onze magen beginnen te protesteren, fluisteren we tegen elkaar dat het misschien tijd wordt om op te stappen. Juist dan wordt er een calebas vol met rijst en linzen de mat opgeschoven met een aantal lepels erin gestoken. Als enige dame in het gezelschap krijg ik een lepel voor mezelf, de mannen delen de overige drie lepels door steeds na een hap, de lepel aan iemand anders te geven. Belli neemt uiteindelijk het initiatief om weer terug te lopen. Tijdens de terugwandeling praten we nog steeds door. Belli zet ons af bij Agreboun, Ali verdwijnt direct na het wensen van een 'bon nuit' en we staan verbouwereerd opeens alleen in onze kamer. We zijn allebei een beetje met stomheid geslagen over deze dag. Ali, Moussa en Belli. Het is een dag als een mooie droom, waaruit je niet meer wakker wil worden. Een dag waarop je hoopt die mee te maken als je gaat reizen.