19 March 2024
 

Intens Lhasa

Toegevoegd: 11 september 2006

Lhasa, 5 tot en met 11 september 2006

De hoofdstad van Tibet stelt ons niet teleur ondanks onze hooggespannen verwachtingen. Lhasa is magisch en spiritueel. De eerste drie dagen lopen we eigenlijk alleen maar rond, ons verbazend over hoe mooi de Tibetanen kunnen zijn. Met torentjes van turkooizen en koralen op hun hoofd, met turkooizen in hun haar gevlochten of gekleurde strengen wol door hun vlechten, de oude vrouwen met hun gelooide gezichten en met hun twinkelende pretogen. We kijken onze ogen uit.

Het Potala

Het duurt ook drie dagen voordat we eindelijk tickets hebben om het Potala paleis te bezoeken. Eens het paleis van de Dalai Lama voordat hij voor de Chinese overheid naar India moest vluchten, omdat ze hem bestempeld hadden als 'terrorist'. De eerste dag lopen we richting het Potala paleis. Vanachter een lelijk op zijn Chinees betegeld gebouw, verschijnt opeens het paleis. Ik sta aan de grond genageld. Allemaal zijn we er stil van. Het is een moment dat je niet snel vergeet. Het Potala is zo groots, zo krachtig, zo koninklijk. Op de stoepen voor de ingang, knielen pelgrims, al mantra's murmelend, neer en strekken zich zelfs languit uit. Verwonderend bekijken we dit tafereel. De Tibetanen accepteren gelaten dat pal voor het Potalapaleis het monument ter bevrijding van de Tibetanen is opgericht en prominent een Chinese vlag wappert. Ze mogen dan niet vrij zijn, maar diep van binnen is er een sterke weerstand tegen de Chinese onderdrukking. Hun sterke geloofsovertuiging krijgt geen enkele Chinees eruit geramt. Het is voelbaar als je tussen hen in loopt.  

Op de derde dag zijn we eindelijk een keertje op tijd om een kaartje te bemachtigen. Om negen uur in de ochtend krijgt Marnix een nummer op zijn arm geschreven. Die middag moeten we tegen 12.00 uur terugkomen om een papiertje te krijgen, waarmee we de volgende dag bij de hoofdingang een kaartje kunnen kopen. Vraag me niet vanwaar deze omslachtige procedure. De vierde dag zijn we stipt op tijd, het tijdstip staat op het papiertje aangegeven, bij het Potala. Bij de hoofdingang worden onze paspoortnummers opgeshreven en dan kunnen we de trappen op naar boven. We hebben alleen nog steeds geen ticket gekocht. Aan het begin van de trappen, komt een jonge man naast Marnix lopen. In het begin stelt hij de gebruikelijke vragen van 'Waar kom je vandaan'. Al snel veranderen de vragen in 'Wat kom je hier doen?', 'Waar logeer je?' en de meest gevaarlijke 'Hoe zie je Tibet?'. We voelen aan dat dit niet pluis is. We zijn ervan overtuigd dat het een geheim agent is die checkt of we geen pro-Tibetaanse gevoelens hebben. Marnix reageert erg terughoudend en antwoord ontwijkend. We moeten hem zo snel mogelijk kwijt zien te raken. Gelukkig komen we in een grote groep pelgrims terecht. Een oude vrouw rust wat uit op een tree, maar komt bijna niet meer overeind. Ik zie een kans om de geheim agent kwijt te raken en snel naar haar toe. Ik help haar overeind en loop de rest van trappen op met haar. Elke keer als ze gaat zitten, wacht ik rustig tot ze weer verder wil gaan. Ze kletst de hele tijd in het Tibetaans tegen me, waar ik natuurlijk geen klap van versta, maar het is duidelijk dat we elkaar erg lief vinden. Het werkt, onze geheim agent vindt het allemaal te lang duren en gaat vooruit. Mijn vrouwtje gaat ervandoor, als ik de toegangskaartjes koop (100 yuan).

De looproute is door de Chinezen gewijzigd, zodat je niet meer met de klok mee kunt lopen. Daar hebben de pelgrims wat op gevonden. Zij lopen door naar de derde verdieping, naar het rode en witte paleis en dan is het mogelijk om met de klok mee naar beneden te lopen. Weer een bewijs hoe sterk de geest is van de Tibetanen. Wij lopen vanzelfsprekend ook deze route, uit respect voor hun gebruiken. In het witte paleis leg ik demonstratief een biljet van vijf yuan op de stoel van de gevluchte Dalai Lama. Overal in elke hoek hangen camera's om de bezoekers in de gaten te houden. Stel je voor dat iemand pro-Tibetaanse gevoelens uit. We worden er alleen maar opstandig van. Helaas moeten we lijdzaam toezien hoe een pelgrim, die voor een beeld van Boedhha wil bidden en geld wil offeren, ruw weggeduwd wordt door een Chinese bewaker. Het is de realiteit in Tibet, die als je goed kijkt, overal ziet. De pelgrim reageert nauwelijks en loopt al prevelend door. Hij is het duidelijk gewend om zo behandeld te worden. De surrogaat monniken, streng geselecteerd en gecontroleerd door de Chinezen, proberen ons soms uit te horen. Een keer weet een 'monnik' ons in het nauw te drijven door vragen te stellen of we de Dalai Lama kennen. Hij zegt, ons duidelijk uittestend: 'De Dalai Lama is in India nu'. Hij kijkt ons indringend aan, om bevestiging vragend en ik weet niet wat ik moet doen. Ik knik kort en loop vlug door, aan de ene kant trots dat ik niet gelogen heb, aan de andere kant gefrustreerd omdat ik niet vrijuit kan zeggen dat het zo is en dat ik hem zelfs gezien heb.

Ondanks dit verstikkende 'Big brother is watching you' gevoel, zijn alle kamers ontzettend indrukwekkend. Alle dertien Dalai Lama's hebben hier hun graven. Die van de vijfde Dalai Lama is gigantisch groot en bevat ruim 3700 kilo aan goud, naast de ontelbare ingelegde turkooizen en robijnen. De vijfde Dalai Lama weet Tibet te verenigen tot een land en is de eerste Dalai Lama, die naast religieus leider tegelijkertijd heerser van Tibet wordt. Stil van de intense sfeer in het Potala paleis lopen we vier uur later, tussen vrolijke monniken naar buiten.

Het Jokhangklooster

Het met souvenierstalletjes gevulde Barkhorplein was eens het tafereel van vreedzame demonstraties door monniken en nonnen voor een vrij Tibet. Al deze demonstraties eindigden in een bloedbad. waarom ze dit plein uitkozen voor hun protesten is omdat aan het einde van het plein het Jokhangklooster staat, een van de belangrijkste bedevaartplaatsen in Tibet. Om de tempel heen is een heilige route, de kora, die dagelijks door honderden pelgrims gelopen wordt. We lopen de kora samen met de pelgrims mee. Het is moeilijk uit te leggen wat er door je heen gaat als je tussen de prevelende Tibetanen loopt. Hun gebedsmolens draaien onophoudelijk rond, hun gemurmel is zo intens, zo krachtig, dat het de lucht vult. De geur van de yakboterlampjes en de wierook is overal te ruiken en het geratel van de gebedsmolens continue te horen. Ze tellen de kralen op hun gebedssnoeren terwijl ze zachtjes de mantra 'Om mani padme hun' fluisteren. Hier wordt je opnieuw stil van en zo onopvallend mogelijk schuifel je met deze stroom prachtige mensen mee.

Voor de ingang van het Jokhangklooster knielen de pelgrims weer en streken zich languit op de grond. We horen alleen het geschuur van kleding tegen de tegels en het geprevel van de gebeden. Het is een warme, zonnige dag, maar ik krijg er kippenvel van.

Binnen in het klooster (toegang 70 yuan) is de spiritualiteit intens sterk voelbaar. De grote binnentempel is wederom om aan de grond vastgenageld te staan. Ik weet soms niet meer waar ik moet kijken en wat ik moet doen. De fresco's, de Boedhabeelden, de flikkerende boterlampjes, de geur van wierook, de in felle kleuren beschilderde onderkomens van de monniken, het is in een woord magisch.

Het nonnenklooster Sanghkhung

terwijl we dor de oude stad wandelen en de moslimwijk bezoeken, komen we langs het nonnenklooster Sanghkhung. Natuurlijk lopen we binnen. Het is duidelijk dat hier vrouwen wonen. De binnenplaats van de vrolijk gekleurde huisjes, staat propvol potten met uitbundig bloeiende planten. Een vriendelijke non, wijst ons de weg naar de tempel.

In de tempel zijn twee nonnen, waarvan een de Tibetaanse versie van Sinead O' Connor is, bezig om kleine altaartjes te maken van goud papier en pitten. Ze vragen waar we vandaan komen en we proberen een gesprekje aan te knopen. Hun kennis van Engels is helaas te bepertk. Ze vinden het prima dat we foto's maken en gaan ondertussen verder met hun werk. De Tibetaanse Sinead vindt mijn aantal oorbellen en neusbellen erg grappig en bekijkt ze nieuwsgierig. Ik word er een beetje verlegen van.

Ook in de andere ruimtes die we bezoeken zijn de nonnen hard aan het werk. Ze maken van yakboter kleine beeldjes als offers voor Boedhha, studeren Boedhistische tekten en printen mantra's ter bescherming op papier om in kettinkjes te verwerken. Ze zingen samen terwijl ze aan het werk zijn, of beter gezegd, ze prevelen mantra's. Ze geven ons steeds het gevoel welkom te zijn en we kunnen minuten lang toekijken wat ze doen en luisteren naar hun monotome gezang. Als we weggaan krijgen we een van de printen mee als cadeau. In het kleine winkeltje kan ik het niet nalaten om zo'n beschermingskettinkje te kopen als dank dat we dit kleine, maar actieve nonnenklooster mochten bezoeken. Ook in de wetenschap dat het geld voor de toegang (30 yuan), net als het toegangsgeld voor het Potala en het Jokhangklooster, grotendeels naar de Chinese overheid gaat.