11 October 2024
 

Weerzien in Gyalthang

 

Toegevoegd 22 juni 2008

Gyalthang (Shangrila), 2 en 3 juni 2008

Na twee vluchten van amper een uur, van Xining naar Chengdu en van Chengdu naar Kunming, haasten we ons naar het busstation in Kunming. Hopelijk kunnen we direct doorstomen naar Gyalthang. We hebben geluk, over 2 uur gaat er een sleeperbus naar het Tibetaanse stadje.

Met de ticket op zak, eten we in de straat bij het busstation en overbruggen we de tijd die we moeten wachten. Zo’n half uur van te voren gaan we terug naar de bus toe. Een man die zich voorstelt als de manager van de bus, komt ons overdreven vriendelijk tegemoet. Onze alarmbellen gaan af en we krijgen gelijk. Als we goed en wel geïnstalleerd zijn op onze smalle bedden, te kort en te smal om er echt comfortabel op te kunnen slapen, wil hij 100 yuan (10 euro) hebben voor onze rugzakken. We weten dat we afgezet worden, maar zijn moe en kiezen voor de aanval, geen rekening houdend met de ‘loose of face’ gevoeligheid van de Chinese medemens. De manager zet ons in een hoek: als we niet betalen, haalt hij onze tassen eruit. Uiteindelijk gooien we hem de 100 yuan toe en snauw ik: ‘Dit is hoe je mensen welkom heet in China? We zullen het doorvertellen hoe aardig je bent voor buitenlanders!’. Het werkt, de man grist weliswaar onze 100 yuan van de grond af, maar druipt met de staart tussen zijn benen af. De overige passagiers volgen de woordenwisseling en proberen het goed te maken door ons eten aan te bieden. Door hun sympathieke gebaar, zakt onze woede alweer snel.

Echt slapen op zo’n smal en te kort bedje lukt natuurlijk niet, maar we dommelen toch regelmatig weg. De rit duurt 13 tot 15 uur volgens de planning, maar als het licht wordt de volgende ochtend herken ik de typische natuur van Yunnan. Begroeide bergen en kleine dorpen van lemen huizen passeren we. Sommige huizen zijn van hout met balustrades, dakranden en kozijnen van kunstig uitgesneden houtwerk. Het is de architectuur van de Naxi, een van de vele minderheden die in de provincie Yunnan wonen. Andere dorpen zijn duidelijk Tibetaans: hun houten huizen zijn versierd met felgekleurde dakranden en om de kozijnen van de ramen is een taps toelopende zwarte rand geschilderd.

In het begin herkennen we Gyalthang niet. In de 2 jaar dat we er niet geweest zijn is de kleine stad explosief gegroeid. Complete buitenwijken zijn erbij gebouwd en een nieuw stadion staat aan de rand van de oude stad. Pas als ik de grote gouden gebedsmolen zie, weet ik het zeker: we zijn er! Het plekje waar we twee jaar geleden maar kort konden blijven, te kort naar onze zin en vanwaar een bus ons naar Lhasa bracht. Met succes in onze herinnering gravend, pakken we de bus naar de oude stad en lopen regelrecht naar het Harmony Guesthouse. Een groep Zwitsers en Fransen zit gezellig aan de koffie en thee en nodigen ons uit om bij hen te zitten terwijl onze kamer schoongemaakt wordt.

Als eerste willen we Sonny bellen of mailen dat we gearriveerd zijn. Sonny is de zoon van Tendol en Lobsang Gyalzur en hebben we 2 jaar geleden ontmoet in Lhasa. Zijn ouders hebben daar een kindertehuis opgezet. Ondertussen hebben ze ook in Gyalthang (Chinese naam: Zhongdian, toeristische naam: Shangrila) opgezet en een schoolproject voor nomadenkinderen in Lithang. Na een paar pogingen, krijgen we hem aan het einde van de middag aan de lijn. We spreken direct af om samen te eten in het restaurant Arro Khampa!

Op de afgesproken tijd lopen we het nog lege restaurant binnen. Ik hang uit het raam om de smalle oplopende straat af te speuren en herken hem meteen. Hij zwaait. Het is alsof we elkaar al jaren kennen, terwijl we elkaar misschien 2 uur in totaal gezien en gesproken hebben in Lhasa. Sonny heeft zijn vriend Jampa La meegenomen. Omdat we een van de weinige klanten zijn in het restaurant kunnen we vrijuit praten. Sonny vertelt hoe de spanning voelbaar is in Lhasa, waar hij kort geleden nog was. Op elke hoek van de straat staan militairen klaar om in te grijpen bij het minste of geringste teken van onrust. Als het donker wordt, gaan militairen en politie bij elk Tibetaans gezin langs om identiteitskaarten te controleren onder het uiten van bedreigingen. De Tibetaanse bevolking in Tibet leeft onder continue angst en wordt dagelijks geïntimideerd. Wij vertellen op onze beurt wat er in Europa aan acties worden georganiseerd. Over en weer komen de verhalen los. Dan verteld Sonny iets opmerkelijks wat in ons geheugen gegrift blijft. Het gaat om het cijfer 8, dat in China een geluksnummer is. In de afgelopen maanden is het echter een ongeluksnummer gebleken. De datum van de eerste demonstratie in Lhasa die bloedig is neergeslagen is bij elkaar opgeteld een 8, de datum van de eerste aardschok in de provincie Sichuan is bij elkaar opgeteld een 8 en iedereen houdt zijn adem in wat er gaat gebeuren op 8/8/08, de dag van de openingsceremonie in Beijing. Een belangrijke lama heeft een visioen gekregen voordat de Olympische Fakkel de Mount Everest werd opgedragen: ‘Vuur op de top van de berg betekent dat de berg gaat schudden’. Een paar weken na de voorspelling is de Olympische fakkel op de top van de berg gearriveerd en niet lang daarna is in de provincie Sichuan de eerste aardschok te voelen, veroorzaakt door de bergen in de Himalaya. Noem het bijgeloof, maar wij worden er stil van. Ook het logo van de Olympische Spelen, het mannetje in het rood, is hetzelfde als het Tibetaanse teken Ohm. We raden voor de zekerheid iedereen aan om op 8/8/08 niet op de tribune in Beijing te gaan zitten!

We zakken af naar de Hazel Bar, waar Chocho de scepter zwaait. Geboren in een nomadentent vlakbij Labrang, is Chocho een opmerkelijke mooie verschijning. Met stijl en flair weet ze elke klant op zijn gemak te stellen. Met een biertje in de hand en rond de kachel in het midden van het café, het is een koude dag in Gyalthang, is het nu tijd voor reisverhalen.

De dag erop gaan we met Sam en Manyee (Zwitserland) en Charles (Frankrijk) op weg naar het kindertehuis. Compleet verdwaald, bellen we uiteindelijk Sonny op, die ons een paar minuten later oppikt met de auto. Hij neemt ons mee naar de ontvangstruimte en schenkt jasmijnthee in. Dan komt Tendol La binnen. Een pittige vrouw, die stevig in haar schoenen staat en een groot hart heeft. Even later voegt Lobsang La zich bij ons. Wij kennen het verhaal van het kindertehuis, maar Sam, Manyee en Charles nog niet. Ze vuren de ene vraag na de andere af.

Tendol La vind het tijd om de kinderen te ontmoeten en dirigeert ons naar boven. Er is niet heel veel tijd, want de oudste kinderen moeten naar militaire training op school. Ik kijk haar verbaasd aan: wat? Ze zijn nog maar 12, 13 jaar en lopen in militair uniform rond om naar de militaire training te gaan. Ze kijkt me aan en zegt zachtjes: ‘Ja, ze krijgen zelfs echte wapens om mee te oefenen!’. Het lijkt me toch niet gezond om jonge tieners met wapens te leren omgaan. Het is een van de vele dingen die onbegrijpelijk zijn in China. Wat is in Godsnaam hier de bedoeling van?

De kinderen verwelkomen ons met een luid: ‘Tashi Deleg!’ en trakteren ons op een paar traditionele dansen. Ontroerd kijk ik hoe de oudere kinderen, de kleintjes helpen als ze de passen vergeten zijn of de regels van het lied. Tendol zit als een trotse moeder tussen haar kinderen op de bank langs de kant van de ruimte. De huisvader, een monnik, zet de muziek op voor een andere dans waarop de jongere kinderen dansen. De oudste kinderen moeten gaan. De allerkleinste, Tashi van 3 jaar oud, rent naar Sony toe om hem een zoen op zijn wang te geven. Ze is nog te klein om te dansen. In dit tehuis is zoveel liefde voor de kinderen, dat we diep onder de indruk aan het begin van de avond teruglopen naar ons guesthouse, vastbesloten om in het weekend een feestdag vol spelletjes te organiseren voor de kinderen.