28 March 2024
 

Een kroon in Bangkok

Toegevoegd: 20 december 2006

Bangkok, 30 november tot en met 7 december 2006

Om 7.30 uur in de ochtend vertrekt ons vliegtuig uit Yangon. Een uur later zullen we landen in het luxe en snelle Bangkok. Een wereld van verschil deze twee steden. Voordat we vertrekken zijn er wat problemen met de zitplaatsen. Een Thaise vrouw met klein dochtertje weigert om naast een monnik te gaan zitten. De stewardes vraagt twee mannen om hun plekken aan de vrouw af te staan en naast de monnik te gaan zitten. Ik zit naast Arika, een Thaise die in Amerika is opgegeroeid. Ze ziet me verbaasd kijken en legt me uit dat het not done is voor een vrouw om naast een monnik te gaan zitten. Het kan wel, maar ze mag zijn monnikskleed niet aanraken. Ook wanneer je een tempel bezoekt in Thailand, moet je ervoor zorgen dat je altijd lager dan de monnik zit. Met een topje en een korte broek kom je er simpelweg niet in. Heel wat beter geregeld dan in Myanmar, waar veel toeristen wel in hemdje en hotpants een tempel binnen wandelen. De mensen zeggen er niets van en ik mag het wel dat de Thai dit gebrek aan respect niet accepteren.

We gaan logeren in het Rose Garden Guesthouse, waar Mon de scepter zwaait. In Dharamsala (India) kregen we het adres van een medereiziger. Mon heeft maar vijf kamers en we hebben er eentje gereserveerd. Het Rose Garden Guesthouse zit buiten het Koa San road gebied, de backpackersstraat, maar weer dicht genoeg bij om van de gemakken mee te genieten. De Koa San road laat ons met een bek vol tanden staan. Van elke tien personen die daar rondloopt, zijn er misschien maar twee Thai. De rest is blank en vooral erg jong. Meisjes lopen er praktisch in hun bikini rond te huppelen. Souvenierstallen staan langs de weg, vrouwen van de kleurrijke miderheidsgroepen uit het noorden van Thailand lopen rond om zogenaamde 'hilltribe souveniers' te verkopen, allemaal wrijven ze met een stokje over een houten kikker die dan een kwaakgeluid voortbrengt, en als ultieme bewijs dat we nu niet in Thailand zijn, verleidt aan het einde van de straat het logo van de Burger King ons een whopper te komen eten. Zodra we een zijstraat inlopen zijn we weer terug in Thailand, waar eten een stuk belangrijker is dan souveniers.

Mon is een echte schat. Ze zorgt ervoor dat iedereen veel langer op het binnenplaatsje van het guesthouse blijft rondhangen dan gepland. Het is niet ongebruikelijk dat rond een uur of drie 's middags, de gasten pas de straat op gaan. Het is een heerlijke plek, vlakbij de rivier en het fort, waar het een stuk koeler is dan in het benauwde Koa San.

Naar de tandarts

Na zo'n veertien maanden te reizen, en elke dag wel een paar zoete cola's naar binnen te hebben gegoten, is het eens tijd om een bezoek te brengen aan de tandarts. Mon verteld ons waar de goede klinieken zijn. We komen terecht bij de Bangkok Dentists Clinic, een privekliniek, die ook op zondag open is. Marnix gaat als eerste in de stoel voor een check-up. Na een half uur komt hij fronsend weer terug. 'Wat? Is het niet goed? Moet ik nog wel gaan?' vraag ik. Maar het is niet de hygiene of de manier waarop de tandarts werkt, waar hij over fronst. Ik kom zelf ook fronsend terug. Hoe verbazingwekkend dit ook mag klinken, het is toch waar: ik heb geen gaatjes. Wel veel tandsteen, maar dat terzijde. Marnix daarentegen heeft een gat dat ooit gevuld is, maar waar de vulling is gebroken. En we hebben allebei nog veel ergere problemen volgens de tandarts. Marnix heeft een kies waar absoluut en per direct een kroon op moet en ik moet toch eens ernstig gaan nadenken over een kaakoperatie. Mijn verstandskies kan weleens in mijn kaak gezakt zijn en veroorzaakt mogelijk het feit dat niet al mijn tanden helemaal recht staan. Een tandvleesoperatie is een ander dringend advies. Doordat mijn verstandskies niet helemaal doorgekomen is, lijdt mijn tandvlees verschrikkelijk en is in miserabele conditie. We kijken elkaar eens aan en zeggen om ervan af te zijn 'We denken erover na'.

De volgende dag, als we terugkomen voor de schoonmaakbeurt, treffen we een andere tandarts. Zij rept met geen woord over kronen, tandvlees- en kaakoperaties. Ze maakt onze gebitten schoon en repareert de gebroken vulling van Marnix.

Mon lacht als ze ons verhaal aanhoort. Met die heerlijke Thaise uithalen, zegt ze: 'Deze tandartsen zijn zakenmensen. Ze verzinnen alles wat mogelijk mis kan zijn met je gebit. Als je dan alles laat doen wat ze adviseren, kunnen ze hun zaak sluiten en heel lang op vakantie'. Maar goed dat wij een stel nuchtere Hollanders zijn.

Hoera voor de Koning

Hoe dichter we bij 5 december komen, hoe geler de stad kleurt. Op de avond van 4 december draagt iedere Thai een geel t-shirt op zijn minst, bij voorkeur met het wapen van het Koningshuis erop of de slogan: 'I love the King'. Winkels sluiten de deuren op 5 december om de verjaardag van koning Bhumibol te vieren. Eerder in mei is het feit dat hij al 60 jaar koning is gevierd. Vandaar dat zijn verjaardag nu zo groots is. De Thai houden echt van hun koning. Als we laten merken dat we weten dat de koning op 5 december jarig is, krijgen we warme blikken en vriendelijke glimlachen als reactie. We vragen aan Mon waarom iedereen geel draagt. Elke dag heeft een eigen kleur in het Boeddhisme. Geel is de kleur voor maandag en de koning is op een maandag geboren. Ik denk dat ik op een vrijdag geboren ben, want paars is de kleur voor de vrijdag. Marnix heeft helemaal geluk; hij is geboren op een woensdag (rood), de geboortedag van Boeddha.

De stad is prachtig verlicht met kerstlampjes in de bomen, maar dan tien keer zoveel als een straat in Rotterdam die opegtuigd wordt voor de Kerst. Overal bouwen Thai verwoed aan hun altaartjes met soms levensgrote foto's van de Bhumibol, om hun liefde voor de koning uit te drukken. We volgen de enorme stroom mensen in het geel naar het grote park in de middag van 5 december. De straat naast het park is afgezet met dranghekken en duizenden mensen zitten, rijen dik, te wachten achter de hekken. Politie houdt de boel in bedwang, niet dat het nodig is; iedereen zit rustig en beleefd met hun vlaggetjes te wachten. We kopen voor tien Baht (ongeveer 20 eurocent) twee vlaggetjes en zoeken een plekje tussen de massa. Aagezien stadsbussen nog steeds door de straat razen, lijkt de koning nog niet in aantocht te zijn. Na een uurtje is de straat opeens leeg en het wordt stil in het publiek. De mensen op de erste drie rijen blijven op hun kont zitten, de drie rijen daar achter gaan op hun knieen zitten en daarachter staan de mensen. Ik kan de beleefdheid en hartelijkheid voor elkaar haast niet geloven. Op deze manier gunnen ze elkaar allemaal een glimp op te vangen van hun koning. Wat een verschil met de 'ikke ikke ikke houding' die de meeste mensen in Nederland hadden op het moment dat we op reis gingen.

De eerste auto's snellen voorbij, zo snel dat ik alleen maar het feit dat het rode mercedessen zijn kan registreren. Het publiek mompelt, hun handen met de palmen tegen elkaar ter hoogte van hun kin gevouwen, 'Sawatdiikha', verder niets. Ik kijk vertwijfelt om me heen. Was dit het? De politie blijft nog steeds staan en dan komt de tweede stoet auto's langs, iets langzamer nu. En in de tweede zwarte limousine, zie ik een witte uniformpet en een hand, die wuift. Het publiek mompelt weer hun groet aan de Koning. En dat was het dan. Geen gejoel, geen uitbundig gejuich, geen langzaam rijdende auto en een goed zichtbare koning... We lachen er een beetje om. Hebben we daar zo lang op gewacht?

We besluiten het park maar in te duiken. Zij aan zij wringen we ons de drukte in. Op een podium zijn wedstrijden Thai-boksen te zien. Terwijl Marnix blijft kijken hoe een bokser knock-out geslagen wordt, shop ik rond bij de vele goedkope stalletjes en tik twee hangmatten voor een euro op de kop. We zoeken daarna een plekje op het veld. Als Marnix wil opstaan om ergens eten te kopen, wordt hij aan zijn t-shirt getrokken door een Thaise man: 'Waar ga je naar toe?'.  'Ik ga even eten halen' zegt Marnix. 'Nee, het gaat zo beginnen, hier heb je een bak noedels'. Verbaasd pakken we het aan en bedanken de man. Dan wordt ik op mijn schouder getikt en krijg ik een fles mineraalwater aangereikt door een Thaise vrouw achter me. Dan tikt iemand me op de arm en geeft me twee ijskoffies en Marnix krijgt een zakje met koekjes toegestopt. Dit is ongelooflijk, zo warm en zo hartelijk. Om 18.59 uur gaat iedereen staan om het volkslied te zingen, brandende gele kaarsjes in de hand, die we weer door iemand anders toegestopt krijgen. Het park, en het is een groot park, staat vol met mensen en allemaal, oud, jong, de coole guys, de hippe meisjes, de dronkaard en de monnik, houden hun gele kaarsje in hun hand. Het is donker geworden en het enige dat ik zie zijn de omtrekken van hoofden en flikkerende lichtjes. Het volkslied wordt meegezongen en eindigt met drie keer hoera, dan volgt een Boeddhistisch gebed dat ook meegezongen wordt. Een beetje ontroerd, verlies ik daar op dat moment ook mijn hart aan de Thai.